‘Schrijf een blog voor de toekomstige mbo-docent’. Dat was de opdracht. En die leek bijzonder simpel vergeleken met de andere portfolio-opdrachten van de studie Pedagogisch Didactisch Getuigschrift. Had je mij vier weken terug de keus gegeven tussen het schrijven van een blog of academische stukken als adviesrapporten en essays, dan was het vrij zeker dat ik de blog had gekozen. Nu denk ik daar wel anders over.
Talloze uren spendeerde ik aan het brainstormen over ideeën, teruglezen van mijn samenvattingen en schrijven van eerste aanzetjes. Op zoek naar antwoorden op vragen als: wat wil ik de toekomstige mbo-docent meegeven, wat maakt het vak mbo-docent bijzonder, wat is je impact als mbo-docent en wat maakt iemand een goede mbo-docent? Meer dan honderd antwoorden vond ik hierop. Het werd mij duidelijk dat de functie mbo-docent niet in één onderwerp was te vangen en ik liep vervolgens compleet vast door de belangrijkste schrijftip voor dit soort stukken: hou het bij één onderwerp.
Ik besloot het advies dat ik mijn studenten vaak geef zelf op te volgen: ‘If nothing changes, nothing changes. Je kunt niet een ander resultaat verwachten als je je aanpak of verwachting niet verandert. Neem even afstand en begin op andere wijze opnieuw als je je er niet meer boos om maakt’.
Een paar dagen later kwam er een vriendin spontaan op anderhalvemeter-bezoek. We bespraken quarantaine-getrouw onderwerpen als verlies van werk of thuiswerken, behoefte aan BBQ’s in de tuin en oplossingen tegen eenzaamheid. Toen vloeide het gesprek over naar onderwijs. ‘Ik hoop trouwens wel snel weer voor de klas te kunnen staan’ hoor ik haar zeggen. Ik denk aan de basisschool waar ze als freelancer werkte en vraag hoe ze het daar nu doen en hoe het gaat. We raken vervolgens aan de praat over de verschillen voor docenten op basisscholen, middelbare scholen, mbo’s, hbo’s en universiteiten. Waar we begonnen met de overtuiging dat elk type onderwijs om een ander type docent vraagt, komen we gaandeweg het gesprek tot de conclusie dat je werkelijk overal docent kunt zijn als je één specifieke oer-behoefte op een laag pitje kan zetten: aardig of cool gevonden willen worden.
Terwijl de vriendin alweer diep in het volgende onderwerp is gedoken blijft het gesprek over de functie van een docent bij mij nog doorwerken. Er schiet een scène uit de serie ‘Scorpion’ in mijn hoofd omhoog. In een van de afleveringen helpt Ralph, een hoogbegaafde jongen van 11, zonder dat hij dit doorheeft, een hacker in een online game bij geheime data te komen die daar verstopt zit. Wat volgt is een dodelijke aanslag van de hacker. Omdat alleen Ralph kan worden getraceerd wordt hij gearresteerd. Hij snapt niet wat er gebeurt en zijn moeder vraagt zich vooral terecht af hoe het komt dat een jongen van 11 in een dergelijk spel terecht kwam.
Wat blijkt, hoofdrolspeler Walter, ook hoogbegaafd en een soort vaderfiguur voor Ralph, wilde Ralph graag iets te doen geven waar hij echt door wordt uitgedaagd en plezier aan beleefd, in de hoop dat Ralph meer naar hem toe zou trekken. Hij liet Ralph daarom zien hoe je op de Dark Web programmeer-uitdagingen kon vinden. Dat de Dark Web geen plek voor kinderen is blijkt wel uit de geëscaleerde situatie. Walter realiseert zich aan het einde van de aflevering, als Ralph zijn onschuld is bewezen en de hacker opgepakt, dat hij in zijn wens aardig gevonden te worden vergat dat hij een opvoedkundige taak heeft als volwassene.
Dat gevoel van aardig gevonden willen worden is heel normaal. Als we kijken naar het jagers-verzamelaars tijdperk waar veel van onze diepgewortelde instincten zijn gevormd, valt op dat het van belang was dat je werd opgenomen in een groep. Zonder samenwerking was je namelijk niet zeker van eten, drinken en bescherming en was je kans op overleven minimaal. Je leven hing dus letterlijk af van geaccepteerd worden door een groep. Hoewel de samenleving nu zo is ingericht dat je ook als alleenstaande aan eten kan komen en veilig kan zijn, is die instinctieve drang om ergens bij te horen nog steeds onderbewust aanwezig.
Voor eenieder die voor het eerst voor de klas (of een groep) heeft gestaan is dit gevoel bekend. Maar ook als je niet voor een klas staat herken je dit wellicht. Denk maar aan de familiefilm ‘Meester Kees’, waarin Kees als jonge stagiair voor een basisschoolklas wordt gegooid als tijdelijke vervanging van de leerkracht die met een burn-out thuis zit. Als een antilope voor een groep leeuwen kijkt Kees angstig de stille klas in, beide in afwachting van een eerste indruk. Kees blijkt een meester te zijn in leren leuk maken en de klas gaat voor het eerst in tijden met plezier naar school. Dat is al mooi om te zien, hoewel de echte magie pas plaatsvindt wanneer hij ervoor kiest om een lastige les een lastige les te laten zijn, met als risico zijn coole imago te verliezen. Het aanvoelen wanneer de behoefte aan dat coole imago ondergeschikt moet zijn aan de les, dat is wat Kees uiteindelijk een krachtige en effectieve meester maakt.
Dat het noodzakelijk is dat een lastige les soms gewoon een lastige les moet zijn, onderschrijft Franse pedagoog en filosoof Philippe Meirieu in zijn boek ‘De plicht om weerstand te bieden’ (2019). Hij betoogt dat ‘weerstand ervaren, weerstand leren bieden aan verlangens en leren omgaan met weerstand van anderen’ fundamentele ervaringen zijn die in opvoeding en onderwijs moeten worden meegegeven. De kunst is volgens Meirieu niet te leren het leven met zo min mogelijk weerstand in te richten, maar juist te leren dat weerstand een voorwaarde is voor een volwassen levenshouding. In aanloop naar zijn conclusie richt Meirieu zich onder andere op de principes die we bijvoorbeeld terugzien in neuromarketing waarbij kennis uit de neurowetenschap wordt gebruikt om beïnvloedingstechnieken te construeren. Dit leidt tot onbewust consumentengedrag dat Stiegler (in Meirieu, 2019) bestempelt als ‘volledige afwezigheid van denken’.
Die ‘volledige afwezigheid van denken’ lijkt een staat te zijn die we steeds meer terugzien in adolescenten in de schoolbanken. Er is geen tijd geweest waarin de mens zoveel impulsen op zich af kreeg als in de huidige eeuw. Voor een volwassene is het met al die impulsen al pittig om rationele afwegingen te maken en voor zichzelf te denken. Laat staan voor een adolescent waarbij de prefrontale cortex (PFC, het hersengebied dat o.a. verantwoordelijk is voor impulsbeheersing) nog flink in ontwikkeling is. Neurocognitieve ontwikkelingspsychologe Eveline Crone stelt in haar boek ‘Het puberende brein’ (2018) dan ook dat de opvoeder en de docent als het ware (tijdelijk) de functie van de PFC overneemt, om deze vervolgens veilig te begeleiden bij het volgroeien van een sterk werkende eigen PFC.
Bij het ontbreken van deze noodzakelijke impulsbeheersing dreigt wat nu al de Snowflake-generatie wordt genoemd, een generatie die weinig tot geen weerstand hebben hoeven ervaren in hun opvoeding en tegelijkertijd grenzeloos toegang hebben tot alles. En je kunt het ze niet eens kwalijk nemen. Want in onze huidige wereld kun je alles on demand krijgen. Film kijken? Niet wachten tot vrijdag, geen reclames, niks. Gewoon nu aanzetten. Boek bestellen? Niet op de fiets naar de boekenwinkel om erachter te komen dat het boek is uitverkocht en een week moeten wachten. Gewoon nu bestellen, vanavond binnen. Als al je wensen zo vlekkeloos gaan, dan is het logisch dat je helemaal niet weet hoe je met de emotie die bij weerstand komt kijken moet omgaan.
Om af te sluiten keer ik terug bij Meirieu: ‘Elke keer dat wij als opvoeders en onderwijzers, een kind ontmoeten, moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen door situaties te scheppen waardoor zij in de wereld kunnen komen en hun vrijheid kunnen ontdekken’. In een wereld waarin kennis en contacten universeel via het wereldwijde web te verkrijgen zijn en er een continue stroom aan impulsen op ons afkomt, ligt de grootste taak van de 21-eeuwse mbo-docent in het leren omgaan met weerstand en impulsen. En dat kan enkel als je als docent niets gladstrijkt of met glitters versiert om de coole of aardige docent te zijn. Een zure appel moet gewoon een zure appel kunnen zijn, want ook na school zal je zure appels tegen gaan komen. Wees niet de docent die ze zure appels heeft leren vermijden, maar leer ze alsjeblieft zure appels te eten.
0 reacties